In 1983 hebben Distrigas in België, Gaz de France in Frankrijk, Ruhrgas in Duitsland en Gasunie in Nederland een document getekend, waarin werd afgesproken om berichten en data op een gestandaardiseerde manier met elkaar uit gaan wisselen. Dit document werd het GASNET Protocol genoemd. In de daarop volgende jaren werd dit protocol nog door 10 andere firma’s gebruikt.
Aan het einde van 1995 was het Statoil uit Noorwegen die als eerste problemen voorzag met de toenemende hoeveelheid data die moest worden uitgewisseld. Zij namen het initiatief om uit te gaan kijken naar een meer internationaal gebruikt protocol.
In mei 1996 werd een werkgroep geformeerd door Statoil met één vertegenwoordiger van elk van de andere vier firma’s. Het eerste doel van deze werkgroep was het inventariseren van alle gebruikte berichten en het kiezen van een internationaal gebruikte standaard voor deze berichten.
Deze inventarisatie resulteerde uiteindelijk in zogenaamde berichtengroepen. Elk van deze groepen vertegenwoordigde een aantal berichten van het zelfde type, bijvoorbeeld alle types bestellingen werden binnen één groep gedefinieerd. Voor elk van deze groepen werd een matrix ontwikkeld waarin alle data eenheden van de berichten werden benoemd.
Deze matrix maakte het mogelijk alle berichten binnen een berichtengroep te definiëren.
Aan het eind van 1996 werd EDIFACT gekozen als de basis voor het te gebruiken protocol voor de toekomst. De werkgroep, ondertussen uitgebreid met SNAM uit Italië, selecteerde een consultant van EDS om ondersteuning te verlenen voor het migreren van alle gebruikte berichten naar EDI berichten.
Momenteel zijn alle berichten gedefinieerd en de leden van de werkgroep zijn begonnen met het gebruik van deze berichten voor de dagelijkse operationele afhandeling van de business.
Andere bedrijven hebben daarna eveneens hun interesse getoond om deze berichten in hun systeem te implementeren.